Ed Brubaker (tekst) - Pablo Raimondi (beeld) - Mark Farmer (inkt) - Brian Reber (kleur)
Marvel Comics, januari - juni 2006, 6 x 24 blz.
Verhalen over de oorsprong van een karakter kunnen soms goed zijn (Magneto en Red Skull, bijvoorbeeld), en Doctor Doom is zeker een intrigerend karakter, maar dit is géén goede reeks, neen.
Natuurlijk dat het nooit een gemakkelijke opdracht zou worden om ergens een min of meer plausibele mengeling te maken van zigeuners, magie, technologie, Amerikanen en Russen en een fictief koninkrijk Latveria, maar serieus: Ed Brubaker had toch tenminste een beetje moeite kunnen doen om het een schijn van plausibiliteit te geven.
Zoals het nu geschreven is, begint het verhaal met een soort bucolische parodie van negentiende-eeuwse zigeuners in een vaag onbestemd Midden-Europa in de jaren, ik weet niet, 1935? 1940? — never mind dat veel zigeuners op dat moment druk bezig waren in concentratiekampen.
En dan zijn we plots in een tijd waar er communisten zijn, maar het is niet duidelijk of dat de jaren 1950 zijn of 1960 of 1970, want er wordt nu eens gesproken over een maanprogramma en dan weer niet, en dan weer zitten we in een naoorlogse atmosfeer. En ondertussen, terwijl Reed Richards raketten maakt en Von Doom in een Tibetaans klooster esoterische Von Däniken-meets-Blavatsky-dingen doet, loopt er in Latveria een operettebaron rond die operettekoning wordt.
Le Sceptre d’Ottokar, beste Brubaker, kan niet zomaar getransplanteerd worden naar 1970.
Euh neen, dus. Ik kon geen suspension of disbelief opbouwen, zelfs geen paar pagina’s aan een stuk.
En een reeks van zes nummer was écht veel te lang voor het verhaaltje dat er och here maar verteld wordt. Op een derde of de helft van de pagina’s was dit misschien nog te redden geweest. Zeer misschien.
Maar zoals het nu is: neen bedankt. Want misschien nog het ergste van al: Doom komt op elk ogenblik van zijn leven over als een klein kind, zonder welke diepgang dan ook, jaloers, wraakzuchtig, nodeloos wreed, en onbezonnen. Bah.
Geef een reactie