Max Brooks
Three Rivers Press, 2006, 342 blz.
Onder de dingen die mij ondertussen erg beginnen tegen steken bevinden zich spek en zombies.
Spek, omdat, serieus: bacon? Het is gewoon gezouten vet vlees, dat eventueel krokant kan gebakken worden, en dat als smaakmaker niet verkeerd is in stoemp, of zoals bij ons dit weekend nog rond witloof met gehakt in het midden. Maar in ’s hemelsnaam, maak er niet het allerbeste voedsel ooit ooit van. En hou alstublieft op met dat eeuwige om nom nom bacon, alsof het ambrozijn was, godenspijs recht van de Olympos nedergedaald.
Idem me zombies, ongeveer. Waar bacon mij gewoon irriteert omdat het irritant is, geef ik ruiterlijk toe dat het gedoe rond zombies tegenwoordig mij irriteert omdat ik het ergens niet eerlijk vind dat iets waar ik al jàààààààren plezier aan beleef. Als jonge tiener uit het niets Night of the Living Dead en Dawn of the Dead ontdekken, dat doet iets met u. En dan zien dat de recente zombie-hype, dertig jaar na datum, met zo ongeveer tegelijkertijd de Walking Dead-serie en Max Brooks’ Zombie Survival Guide, zombies uit hun ghetto gehaald hebben: dat doet raar, ergens.
Euh. Nu ik erover nadenk, het is eigenlijk alleen de hype rond bacon die mij tegensteekt, dat met die zombies is gewoon een geval van get off my lawn en ik-kende-dat-al-als-gulder-nog-niet-geboren-waart-hipsterisme. Ahem.
Walking Dead heb ik gelezen en bekeken op tv, maar Max Brooks had ik nog niet gelezen. Een vriend (die trouwens als personage voorkomt in de comic van The Walking Dead, how cool is that?) raadde mij World War Z aan, dus bij deze.
Helaas. Met alle sympathie voor Max Brooks, en omdat het de zoon van Mel Brooks is, is dat enorm veel sympathie, maar ik vind dit geen echt goed boek.
Het idee erachter is eenvoudig: er is ergens in China iets gebeurd, waardoor er een soort virus of zo losgekomen is, waardoor mensen sterven en dan weer “levend” worden, en dan gho ja, alle mogelijke tekenen van klassieke zombies vertonen. Het boek is geschreven jaren na datum, op een moment dat alles weer ongeveer onder controle is, en geeft in een hele reeks interviews met betrokken personen het verhaal van de Zombie-Oorlog.
Problemen die ik ermee heb, op een rijtje:
- Ik vond de personages voor het overgrote deel behoorlijk clichématig en eendimensionaal. De oude blinde Japanees die blijkt en zen-meester-achtige ninja te zijn. De Russen die uiteraard teruggrijpen naar godsdienst en tsaar. De Boer in Zuid-Afrika. De inwisselbare Amerikaanse soldaat.
En veel is daar niet aan te doen. - Veel is daar niet aan te doen, want een verhaal vertellen in tientallen en tientallen interviews, met een lengte van enkele paragrafen tot enkele pagina’s: niet evident. Telkens het een beetje boeiend dreigde te worden en ik meer wou weten over iemand, was het interview gedaan, en hop, volgende sliever verhaal.
- Het verhaal speelt zich af enkele jaren in de toekomst, maar het leest nu (in 2012) al gedateerd: de verwijzingen naar conflicten zijn zo midden-jaren-2000 — een cameo van Nelson Mandela bijvoorbeeld, grmbl. Dat maakt het boek leutig om lezenin 2006, maar in 2016 geeft het meteen een effect van “hoe tiens, wanneer zijn die Eugenics Wars dan gebeurd?”
- Had ik al gezegd dat het allemaal interviews zijn? Er is zo’n beetje een vuistregel van Show, don’t tell: les niet uit wat er aan het gebeuren is en hoe de mensen voelen, maar toon het, zodat we het zelf kunnen ervaren in plaats van erover te moeten horen. Ik krijg het gevoel dat het hele boek, ondanks zijn interviewstijl, één constantie expositie is. Eerst gebeurde er dat, en dan dat, en dan dit. Het heeft er ongetwijfeld mee te maken dat het in het boek allemaal mensen zijn die terugblikken, maar toch. Ik had weinig of niet het gevoel dat het over situaties ging waar de personages in het duister tastten.
- Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het allemaal enorm (enooooormmmm) vanuit een Amerikaans standpunt geschreven is. En dat er dan gegoocheld wordt met stukjes Wikipedia-kennis over andere delen van de wereld en slechte Google Translate-vertalingen, helpt niet echt — met als absoluut dieptepunt het stukje over Frankrijk. Ik kan me inbeelden dat een gemiddelde Amerikaan in 2006 dacht dat men zich Frankrijk ook zag als cheese-eating surrender monkeys, maar een beetje research zou toch kunnen geholpen hebben om Brooks van dat idee af te brengen. Om nog niet te spreken van de “leuze” van ze French resistance hon hon hon, die volgens het boek godgoeiehemel van de Slag bij Verdun zou gehaald zijn, en “On ne passé pas” zou geweest zijn.
Onderhoudend, daar niet van, maar de individuele verhalen zijn te kort, te oppervlakkig en te voorspelbaar om écht genietbaar te zijn. En het grote, omvattende verhaal is te weinig verrassend, ook te oppervlakkig, en te clichématig om mij te boeien.
Interviews afgewisseld met dagboekfragmenten, afgewisseld met (tussentijdse) rapporten van biologen, virologen, politieke en militaire raadgevers, met een aantal kaarten erbij, met de toestand na tien jaar, na vijftig jaar: ja graag.
Deze interviews alleen: niet goed genoeg.
Pingback: Gelezen: Ash: A Secret History - Michel Vuijlsteke's weblog — Michel Vuijlsteke's Weblog