Hannu Rajaniemi
Tor Books, 2012, 320 blz.
Men neme. Een wereld die al een tijd voorbij de technologische singulariteit is, zodat het niet meer duidelijk is of het zin heeft om te spreken over mensen en/of machines. Personages die zichzelf kunnen afsplitsen en van zichzelf duizenden verschillende en evenwaardige versies maken.
En een auteur die pertinent weigert aan expositie te doen: het is te nemen of te laten, en neen, ik ga geen nieuwe begrippen uitleggen, ’t zal te begrijpen zijn uit de context of pech. Die een verhaal schrijft dat misschien nét iets te nadrukkelijk 1001 Nachten met Jan Potocki wil mixen.
Ik dacht dat ik op het einde van The Quantum Thief min of meer thuis was in de wereld, en dat ik nu wel gemakkelijk zou kunnen volgen, maar neen. De actie speelt zich rond de Aarde af, en het is niet helemaal duidelijk wat er gebeurd is, maar ’t is een woestijn (van virussen? nanorobots? overblijfselen van een vorige oorlog? spoken?) waarin eilanden (eentje? een aantal? groot? klein?) van mensen leven (in symbiose? dat ze een deal gesloten hebben met wat hen omringt?). Het voelt allemaal vaag Arabisch en sprookjesachtig aan — de derde wet van Arthur C. Clarke indachtig, any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic, maar uiteindelijk naarmate het boek vordert, convergeren verhaallijnen en wordt het opnieuw duidelijk dat we in deel twee van een trilogie zitten.
Um.
Ik weet het niet. A bit of a tough slog, bij momenten. Maar ik kijk nu wel uit naar het einde.
Geef een reactie