R.F. Kuang
Harper Voyager, 2020, 640 blz.
Boek één liep slecht af, boek twee liep zo mogelijk nóg slechter af.
In het begin van boek drie is Rin door zowat iedereen die ze ooit tegengekomen is verraden. En is het land zowat compleet om zeep.
Ik dacht dat als de eerste twee boeken het over Tweede Chinees-Japanse oorlog hebben (met niet één maar talloze bloedbaden van Nanking), dat het derde boek het over iets Communistisch-achtig zou hebben, en inderdaad: Rin beslist dat het niet van de adel en de krijgsheren zal komen, maar dat het van de grote massa van het volk zal moeten afhangen. Er zit zelfs een letterlijke Lange Mars in en ja, ik weet dat die in het echt chronologisch vóór de Chinees-Japanse Oorlog kwam.
Rin is een onsympathiek hoofdpersonage. We begrijpen waar ze vandaan komt en waarom ze haar keuzes maakt, maar ’t is bij momenten serieus érg, wat ze doet. Mao was ook geen sympathieke mens, en daar is ze duidelijk op geïnspireerd.
Diepgang, ontroering, spanning, een fantastische combinatie van psychologische en andere oorlogvoering die in het echt ook had kunnen gebeuren met fantasy en goden en zowaar zelfs draken: een uitstekende trilogie.
En dan zag ik de achterflap van het laatste boek en las ik dat de auteur dit schreef tussen haar 19 en 23 jaar, en ben ik immens benieuwd naar wat ze nog zal schrijven in de toekomst. Bijzonder indrukwekkend.
Geef een reactie