R.F. Kuang
Harper Voyager, 2019, 658 blz.
Deel één deed even denken dat het Harry Potter In China-maar-dan-niet-écht-China zou worden, maar het werd redelijk snel duidelijk dat het niet dát soort boek was. Dat het een hervertelling van de Tweede Chinees-Japanse Oorlog, maar dan alsof het honderd jaar eerder was in een andere wereld, met ook magie en sjamanen en alles.
Deel twee gaat op datzelfde elan verder. Het hoofdpersonage is een tiener, en dus verwacht een mens ergens dat er toch iéts van romance zou in de lucht hangen. Er zijn twee mogelijke kandidaten voor een relatie met Rin: één persoon die eigenlijk al dood is (maar dat belet niet noodzakelijk iets in boeken zoals dit) en één persoon die in boek één haar aartsvijand is (maar ook dat belet niet noodzakelijk iets).
Niets van: Rin is diep getraumatiseerd (zoals iemand die uit verdriet en woede een massamoordenaar werd wel eens kan worden), is totaal verslaafd aan opium, en sluit een pact met (de vader van) haar voormalige aartsvijand. Die man heeft het plan opgevat om de Keizerin van haar troon te stoten en het land om te vormen naar een soort democratie.
Hij hoopt daarbij hulp te krijgen van de Westerlingen.
Ik verklap niet veel als ik zegt dat ook dit boek niet zo goed afloopt. Maar ik vond het wél veel beter dan het eerste boek. Volwassener, en zonder dat mossel-noch-vis-begin: het is meteen duidelijk dat het menens is, en dat het niet om sprookjes gaat.
Geef een reactie