Clark Ashton Smith
1935
“Return to your kennel, ye whelps of Ialdabaoth”, zegt Nathaire, de slechterik in The Colossus of Ylourgne, tegen een koppel moniken die op onderzoek waren, en dan gaat er in mijn hoofd een lichtje branden in de rubriek gnosticisme. En als een plaats omschreven wordt als “some unfrequented fastness where Nathaire (…) could hope to die in such peace and serenity as might be enjoyed by one who stood between the flames of the auto-da-fé and those of Abaddon”, dan ben ik helemaal in de sfeer van de inquisitie en gothic horror, tussen Poe en Lovecraft en hoera! meer moet dat voor mij niet zijn.
Nathaire is een necromancist met een resem leerlingen. Hij vlucht weg uit het dorpje Vyônes omdat het hem daar te heet onder de voeten wordt, waar naartoe is niet meteen duidelijk. Blijkt later dat heelder kerkhoven leeg zijn, en dat lichamen verdwijnen. Blijkt nog later dat Nathaire en zijn acolieten in het oude kasteel Ylourgne zitten, waar ze de lichamen gebruiken als gastgezin voor demonen. En dat het rond Vyônes allemaal to hell gaat, in a handbasket:
Nightly, for a period of two weeks, the cemeteries of Vyônes, and also those of other towns, of villages and hamlets, gave up a ghastly quota of their tenants. From brazen-bolted tombs, from common charnels, from shallow, unconsecrated trenches, from the marble-lidded vaults of churches and cathedrals, the weird exodus went without cessation.
Worse than this, if possible, there were newly ceremented corpses that leapt from their biers and catafalques, and disregarding the horrified watchers, ran with great bounds of automatic frenzy into the night, never to be seen again by those who lamented them.
Gaspard du Nord, alchemist en magiër en gedegouteerde ex-leerling van Nathaire, geloofde niet dat zijn oude meester verdwenen was, was blijven zoeken, en komt nu te weten waar hij zit. Maar hij weet wel niet wat hij dar precies doet, behalve dan lijken doen bezeten raken:
Gaspard felt sure of one thing only: the dying, splenetic dwarf, knowing that his allotted time was short, and hating the people of Averoigne with a bottomless rancour, would prepare an enormous and maleficent magic without parallel.
Hij besluit op pad te gaan naar Ylourgne.
Komt aan bij het kasteel, ziet dat het bijna helemaal ontmanteld is om binnenin plaats te maken voor enorme vaten, en –aargh!– een enorm skelet, wel 30 meter lang! En dan wordt Gaspard gevangen genomen! Confrontatie met de ondertussen stervende Nathaire!
“If your looks bear creditable witness,” said Gaspard, when the baleful laughter had ceased, “you are mortally ill, and the time is short in which you can hope to atone for your deeds of malice and make your peace with God — if indeed it still be possible for you to make peace. What foul and monstrous brew are you preparing, to ensure the ultimate perdition of your soul?”
The dwarf was again seized by a spasm of diabolic mirth.
“Nay, nay, my good Gaspard,” he said finally. “I have made another bond than the one with which puling cowards try to purchase the good will and forgiveness of the heavenly Tyrant. Hell may take me in the end, if it will; but Hell has paid, and will still pay, an ample and goodly price. I must die soon, it is true, for my doom is written in the stars: but in death, by the grace of Satan, I live again, and shall go forth endowed with the mighty thews of the Anakim, to visit vengeance on the people of Averoigne, who have long hated me for my necromantic wisdom and have held me in derision for my dwarf stature.”
“What madness is this whereof you dream?” asked the youth, appalled by the more than human frenzy and malignity that seemed to dilate the shrunken frame of Nathaire and stream in Tartarean lustre from his eyes.
“It is no madness, but a veritable thing: a miracle, mayhap, as life itself is a miracle…. From the fresh bodies of the dead, which otherwise would have rotted away in charnel foulness, my pupils and familiars are making for me, beneath my instruction, the giant form whose skeleton you have beheld. My soul, at the death of its present body, will pass into this colossal tenement through the working of certain spells of transmigration in which my faithful assistants have also been carefully instructed.“
Ha, spreek van overcompensatie!
Volgen een gevangenzetting in een vergeetput, een ontsnapping, scènes regelrecht uit een jaren-1950 monster movie, kluten en esbattementen, en een happy-maar-niet-echt-maar-eigenlijk-wel-end.
Wijs!
Enfin ja, zuivere pulp natuurlijk, niet meteen de meest hoogstaande literatuur ter wereld, maar wél zeer goed geschreven, en spannend, en grappig ook, en alles.
Geschreven in 1935 door Clark Ashton Smith, die samen met Robert E. Howard en H.P. Lovecraft één van de grote drie van Weird Tales was. Onderdeel van Smith’s Averoigne-cyclus, en dat ik al die boeken nog maar eens moet terug opdiepen, want ik heb ze allemaal in Franse vertaling gelezen als ik jong was.
Geef een reactie