Salman Rushdie
Viking Press, 1988, 546 blz.
Ik houd van de taal van Salman Rushdie, van tussen Engeland en Indië.
Zeker, ’t is een uitslover, en zeker, hij doet soms té veel zijn best, en zeker, ’t is in het echt ongetwijfeld geen gemakkelijke mens, maar dat maakt mij niet uit.
Saladin Chamcha is een Indische acteur die vooral zijn roots achter zich wil laten. Hij idoliseert Engeland en Engels zijn, en een van zijn grote frustraties is dat hij wegens zijn uiterlijk nooit echt Engels kan zijn op toneel of film. Alleen met zijn stem kan hij om het even wie zijn: hij is een gevierd stemacteur — de stem van ontelbare reclamespots, van diepvrieserwtjes en van pizza. En ja, het ligt er nogal dik op: zijn sterrol is als een alien in een tekenfilm. Buitenstaander, hellow.
Gibreel Farishta is een Indische acteur die gevierd en geïdoliseerd wordt in Indië. Hij speelt er godheid na godheid in blockbuster na Bollywood-blockbuster.
In eht begin van het boek bevinden ze zich samen in een vliegtuig dat gekaapt wordt, en dat uiteindelijk ontploft boven het Kanaal. Ze vallen samen naar beneden maar worden op de één of andere manier miraculeus gered; Chamcha wordt een duivel (compleet met hoornen en staart), Farishta wordt een engel (compleet met halo).
Hoezee! ’t Is magisch realisme! Een mens weet niet wat echt is en wat niet!
Gibreel had, nog voor de ontploffing, voortdurend dromen waar hij zichzelf als de engel Gabriël ziet, en dat wordt nu alleen maar erger. (Magisch realisme allemaal goed en wel, maar het is redelijk duidelijk dat Gibreel Farishta mentaal niet in orde is.) Zijn dromen komen in een reeks sub-plots terug, die op verschillende manieren parallel lopen met de raamvertelling: het verhaal van Mohammed (‘Mahound’ in het boek) en hoe de Islam ontstond en de Koran geschreven werd, een vignet over een nauwelijks verholen Ayatollah Khomeini, een verhaal over een fanatisch Indisch moslimmeisje dat haar hele dorp op sleeptouw neemt in een pelgrimstocht naar Mekka.
Alledrie personages die zeggen geïnspireerd te zijn door Gabriël, maar Gibreel-als-Gabriël beseft dat hij het niet echt is die inpireert, en dat hij gevangen zit in het (droom)verhaal.
Ah well. Duizend dingen te zeggen over het boek, natuurlijk: wat het zegt over geloof, over wat thuis is, over liefde, familie, obsessie. Over de chutneyficatie van cultuur, het unieke perspectief van migrant. En postmodernisme en intertextualiteit en bla die bla.
Een mens kan het boek lezen met een notablok ernaast en notities nemen en lezen en herlezen. Een mens kan het ook gewoon lezen als een spannend boek vol humor en ontroering.
Zeer aangeraden.
Geef een reactie