Stephen Baxter
Gollancz, 2014, 560 blz.
Oh boy. Het vervolg op Proxima, en het combineert alles wat me stoorde aan dat eerste boek met een hele reeks andere akelige dingen.
Situatie: op Mercurius waren kernels gevonden, een soort oneindig-achtige energiebron. Een groep kolonisten werden naar Proxima Centauri gestuurd. Dan werd er een soort deur gevonden op Mercurius, die naar Proxima Centauri leidde. En dan, euh, gingen er mensen over en weer, en zo heel veel maakte het niet uit: een paar generaties later was er een soort wereldoorlog tussen China en de VN, en pats boem, Mercurius werd vernietigd en de tijd werd precies gereset, met een reeks mensen die op een planeet terechtkwamen waar ze in het Latijn begroet werden.
Einde van boek 1.
Boek 2 gaat verder op dat elan, opnieuw in een soort irritante accordeon-verhaalstijl. Nu eens wordt een verhaal dat op vier paragrafen kon verteld worden, uitgesmeerd over tientallen bladzijden en ettelijke dagen/weken verhaaltijd, dan weer wordt er in één zin over jaren of decennia gegaan.
Maar nog veel irritanter dan dat, en nóg irritanter dan de personages van bordkarton, is de manier waarop met alternatieve geschiedenis omgegaan word. Zonder veel van het verhaal te verklappen, worden er regelmatig nieuwe alternatieve geschiedenissen opgestart, en dat is a-bo-mi-na-bel slecht gedaan.
Op het einde van het eerste deel werden een aantal mensen verwelkomd op een random planeet in het universum ergens door Romeinen. Tot daar toe, dat het Westromeinse Rijk niet gevallen is. Tot daar toe dat dat is omdat Claudius overtuigd werd om niet Brittanië te veroveren maar Germania te onderwerpen. Okay dat de Aarde verdeeld wordt tussen het Romeins Rijk, de Chinezen en de Brikanti, een soort alliantie van Kelten en Vikings. Ik wil zelfs mijn disbelief zo ver suspenden dat de mensen in die alternatieve tijdslijn rond de jaren 1400 de ruimte in geraakten.
Maar niet okay dat die Romeinen 23 eeuwen na Caesar nog altijd klassiek Latijn spreken. Niét okay dat de hele maatschappij een karikatuur is van de late Republiek, compleet met geïdealiseerde cursus honorum, patriciërs en plebejers en slaven, met bijvoorbeeld Grieken die vooral “dokters” zijn. Niét okay dat er nog altijd klassieke legioenen zijn, die elke avond na hun dagtaak een kamp bouwen en vechten met gladius en pilum — zelfs als dat in de ruimte gebeurt. Niet okay dat de mensen in het echte leven geen computers, geen auto’s, geen gemechaniseerde vervoermiddelen, geen televisieschermen hebben maar alles doen met abacussen, paard en kar, en projectie van dia’s.
Want tegelijkertijd met dat voor-middeleeuws leven zouden we dan moeten geloven dat ze ook enorme schepen kunnen bouwen waar honderden mensen op een paar dagen tijd van Aarde naar Mars mee geraken, kunnen landen en weer opstijgen. Nee: nonsens.
En breek mij de bek niet open over wat de auteur doet met Inca’s, in nog een alternatieve tijdslijn. Alsof een melkwegomvattend rijk zou kunnen beheerd worden door letterlijke quipucamayocs met letterlijke quipu’s van letterlijk touw. Be-la-che-lijk. En enorm nefast voor het verhaal zelf.
Het verhaal zelf, dat écht geen overschot had. Dat samen te vatten was op die voormelde vier paragrafen, en dat enorm hard meh was.
Begin niet aan Proxima, en wie toch al door Proxima geraakt was: begin niet aan Ultima. Bleh.
Geef een reactie