Christophe Arleston (tekst) – Didier Tarquin (beeld)
Soleil Productions, 1994, 46 blz.
Ik dacht: ik herlees eens de Lanfeusten. Ik herinner mij dat ik daar veel geld voor betaald heb in de tijd, en dat het er om onduidelijke redenen nooit van gekomen was om verder te lezen dan het eerste album.
Wél een beetje een change of pace in vergelijking met de comics die ik al de hele tijd aan het lezen was: niet meer door pagina’s vliegen als een warm mes door lauwe boter, maar prentje voor prentje lezen.
‘t Is wijs om lezen, met al die in-jokes en dingen die enkel een Franstalige Europeaan kan vatten (domme woordspelingen! maar domme woordspelingen!), en ik heb er dan ook mijn tijd voor genomen.
Ah ja, het verhaaltje? Lanfeust woont op Troy, een plaats waar iedereen wel een magisch talent heeft. Het zijne is dat hij metaal kan smelten (en dus is hij smid geworden). Zijn verloofde C’ian kan zelfs de ergste wonden genezen (maar alleen ‘s nachts), haar zus Cixi kan water doen bevriezen: dat soort zaken.
En dan blijkt dat Lanfeust alles kan als hij in aanraking komt met het zwaard van de ridder van Or-Azur, een zwaard dat een ivoren handvest heeft, gemaakt van ivoor van de Magohamoth, een mythisch beest.
Nicolède, de vader van C’ian en Cixi ende wijze van het dorp, overtuigt hem ervan om naar Eckmül, de grote stad, te trekken om meer te weten te komen.
Op weg komen ze de trol Hébus tegen (hebt g’hem? hebt g’hem? le troll Hébus? troll-hébus? trolleybus? ja, dát soort humor ja), betovert Nicolède hem om hem tam te maken, en hopladiejee, de reeks is begonnen.
Geef een reactie