Anne McCaffrey
Atheneum, 1979, 240 blz.
Oef, wat een opluchting. We zijn drie jaar later en die akelig perfecte Menolly is relatief buiten beeld. De focus verschuift naar Piemur, de jonge vriend van Menolly in Dragonsinger.
Als het boek begint, breekt net zijn stem. Hij is in zak en as, maar ’t is een geluk bij een ongeluk, want behalve sinds jaar en dag de beste zanger van zijn generatie zijn, is hij ook bijzonder vindingrijk, heeft hij een uitstekend geheugen, kan hij observeren als de beste… yep, nog maar eens zo’n jongen die iedereen graag zou willen zijn.
Piemur wordt gerecruteerd als een soort spion, en nu hij (toch voorlopig) niet meer kan zingen, ondergebracht bij de dragondrums, een soort seinkorps bij de harpergilde.
En hop, avonturen. En hop, een bijna-herhaling van de helft van Dragonsinger en de halft van Dragonsong, en hop, het is gedaan en er is een happy end.
Euh ja: ’t zijn echt wel drie boeken voor jonge tieners, die Harper Hall Trilogy.
Pingback: The White Dragon
Pingback: Gelezen, augustus 2012 — Michel Vuijlsteke's Weblog