Inversions

Gelezen op

Iain M. Banks
Orbit, 1998, 393 blz.

…maar wat een opluchting, nog eens een goed boek te kunnen lezen. Een verhaal met een begin, een midden en een einde (en een proloog en een epiloog), met personages en emoties, met een wereld en alles.

Iain M. Banks doet een Culture-boek dat geen Culture-boek is, met overal inversions. Het gebeurt wel degelijk af in het Culture-universum, met twee personages die van Culture komen, maar de twee verhalen worden verteld door niet-Culture-mensen. En die niets weten van ruimteschepen, andere planeten, of wat dan ook van technologie.

Want het verhaal speelt zich af op een vaag laat-middeleeuwse wereld. Aan één kant Quience, de wat neurotische koning van Haspidus, die sinds een paar jaar een nieuwe lijfarts heeft, Vosill (een vrouw! ongezien!). Aan de andere kant, een halve wereld verwijderd, generaal UrLeyn, Eerste Protector van het Protectoraat van Tassasen, die net de vorige koning omver heeft geworpen en zeer voorzichtig ideeën die in de richting van vreemde dingen zoals mensenrechten en dergelijke probeert in te voeren, maar daarbij botst tegen de adel. Hij heeft sinds een paar jaar een nieuwe bodyguard, DeWar.

Vosill’s verhaal wordt verteld door haar assistent, die tegelijkertijd spioneert voor een mysterieuze “meester”, die in een samenzwering blijkt te zitten die het niet echt goed voorheeft met koning Quience. DeWar’s verhaal wordt (blijkt in de epiloog) verteld door een concubine van UrLeyn.

Ik vermoed dat dit boek te lezen is voor wie geen andere Culture-boeken kent, maar het verandert de ervaring wel volledig. Vosill en DeWar zijn wellicht agenten van Contact, de “afdeling” van Culture die verantwoordelijk is voor, wel ja, contact met niet-Culture-samenlevingen. Ze zijn misschien al meer dan tweehonderd jaar oud en in perfecte gezondheid, ze hebben misschien al op dozijnen planeten geleefd in een hele reeks rollen en hoedanigheden, ze hebben de  kennis van duizenden jaren beschaving in het hoofd en misschien hebben ze wel geheime wapens — robots en zo.

Dat maakt het allemaal bitterzoet, want als lezer weet ik dat ze bij wijze van spreken op elk moment in een vliegende schotel zouden kunnen stappen. En toch maakt het ze niet on-betrokken of cynisch: in tegendeel. Het zijn volledig meerdimensionale vlees-en-bloed-personages. Met gevoelens en een (gemeenschappelijk) verleden en dromen. Die onder meer worstelen met de manier van omgaan met werelden zoals die waar ze nu zijn: moeten ze ingrijpen om de zaken te proberen beter maken, of net niet?

DeWar, aan de kant van de revolutionair, kiest ervoor om niet in te grijpen. Hij ziet dingen gebeuren en hij zou misschien kunnen helpen, maar in zijn ethisch systeem kan hij het niet verantwoorden: acties kunnen ongekende consequenties hebben, en het is niet aan hem om de wereld te veranderen.

Vosill, aan de kant van de koning, kiest ervoor om zeer, zeer subtiel in te grijpen. Bijna terloops brengt ze de koning waarden als respect voor niet-adellijke mensen bij, introduceert ze ideeën over geneeskunde en wetenschap.

Eén van beide verandert “zijn” maatschappij, de andere ziet alles de verdoemenis in gaan. Eén van beide vindt persoonlijk geluk, de andere absoluut niet. Wie maakte de juiste keuzes?

’t Is spannend, ’t is ontroerend, ’t is romantisch, ’t zit slim in mekaar, het verhaal klopt als een bus: ik heb het met bijzonder veel plezier gelezen. Zeer aangeraden (maar dus niét als eerste Culture-boek).

En verdju dat Iain Banks dood is en geen boeken meer kan schrijven. Fuck.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *